De re metallica | ||||
---|---|---|---|---|
Titelpagina van de uitgave uit 1556
| ||||
Auteur(s) | Georg Agricola | |||
Taal | Latijn | |||
Onderwerp | Mijnbouw, raffinage, en smelten van metaal | |||
Genre | Non-fictie | |||
Uitgegeven | 1556 | |||
|
De re metallica (Latijn voor Over mijnbouw) is een boek dat een volledige en systematische verhandeling geeft over mijnbouw, metallurgie en het smelten van metalen, gepubliceerd in 1556. De auteur van dit werk was Georg Bauer, wiens naam gelatiniseerd werd tot Georgius Agricola. Het boek bleef tot zo'n 180 jaar na de publicatie de meest gezaghebbende tekst over mijnbouw.
Voor dit werk bracht Agricola negen jaar door in het Boheemse plaatsje Joachimsthal, dat later tot Tsjechië ging behoren. Joachimsthal herbergt verscheidene zilvermijnen.[1] Na Joachimsthal bracht hij de rest van zijn leven door in Chemnitz, een mijnstad in Saksen. Zowel Joachimsthal en Chemnitz liggen in het Ertsgebergte.
Mijnbouw was een zaak van vakmensen die hun kennis in het algemeen niet aan de grote klok hingen. Ten aanzien van het opsporen van ertsen, het aanleggen en onderhouden van mijngangen en alle technische hulpmiddelen die daarbij kwamen kijken, en het winnen van het metaal uit de erts had zich in de loop van de tijd een omvangrijke ervaringskennis opgebouwd. Deze kennis werd mondeling overgeleverd binnen een kleine groep van technici en mijnopzichters. Deze mensen bekleedden in de Middeleeuwen eenzelfde vooraanstaande rol als de bouwmeesters van de grote kathedralen, of misschien ook alchemisten. Het was een kleine, kosmopolitische elite waarbinnen de bestaande kennis werd doorgegeven en ontwikkeld.
Mijnwerkers, en vooral mijnbouwspecialisten, stonden hoog in aanzien en genoten allerlei privileges. Slechts enkele schrijvers uit die tijd zeggen iets over de mijnbouw zelf. Gedeeltelijk was dat omdat deze kennis, zoals gezegd, heel moeilijk toegankelijk was. Maar ook vonden ze het eenvoudigweg niet de moeite waard om er over te schrijven. Mijnbouwspecialisten mochten dan in aanzien staan, het bleven toch (in het algemeen ongeletterde) handwerkslieden. Geleerden en andere schrijvers hielden zich liever met hogere dingen bezig en zagen neer op zoiets banaals als handwerk.
Pas in de Renaissance verandert dat. In deze tijd verlieten vele geleerden deze hooghartige houding en legden een levendige belangstelling aan de dag voor allerlei onderwerpen die voorheen als onbelangrijk golden. Door de verbeterde verkeersmiddelen en de uitvinding van de boekdrukkunst werd kennis veel eenvoudiger verspreid dan vroeger. In 1500 verscheen het eerste gedrukte boek dat gewijd was aan mijnbouwkunde, het “nutzlich bergbuchleyn” van Ulrich Rulein von Calw. Het belangrijkste werk in dit genre echter waren de twaalf boeken De re metallica van Georgius Agricola, verschenen in 1556.